Dutch-Czech translations for hij

• on
  Neříká, proč svou úlohu nehrál on. Hij zegt niet waarom hij zijn rol niet heeft vervuld.
• ona
  Nikdo nemůže nyní říci, kdo byl útočníkem: on říká, že ona ho napadla. Niemand weet nu te vertellen wie de aanvaller was: hij beweert dat zij hem heeft aangevallen.
  Dokonce i šéf potřebuje určitou právní ochranu - on či ona se mohou také unavit. De baas heeft ook wetsbescherming nodig: ook hij of zij kan moe worden.
• ono
• to
  Pokud tomu tak není, pak je dotyčný odpovědný. Doet hij dat niet, dan is hij aansprakelijk.
  Je to hrdina mých mladých let. Hij is een van mijn jeugdhelden.

Related words

• schijt
• waarschijnlijk
• schijten
• Matthijs
• Thijs
• schijnen
• waarschijnlijkheid
• verschijnen
• doorschijnend