Dutch-English translations for kort

• short
  I shall give a short comparison. Ik maak een korte vergelijking.
  In short, it is all about control. Om kort te gaan, het gaat allemaal over controle.
  Therefore, mercifully it was short. Gelukkig dat de IGC maar kort was.
• brief
  My second remark will be brief. Mijn tweede opmerking is kort.
  I shall be very brief, Minister. Ik zal het heel kort houden, mijnheer de minister.
  A brief comment from Mrs Aelvoet. Nu volgt een korte opmerking van mevrouw Aelvoet.
• acute
  It was an acute event
  an acute accent or tone
  She had an acute sense of honour. Eagles have very acute vision
• briefly
  Briefly on the other directives. Even kort iets over de andere richtlijnen.
  Allow me to briefly state my own. Ik zou kort mijn redenen willen toelichten.
  Let me briefly give you the facts. Ik herinner kort nog eens aan de feiten.

Related words

• binnenkort
• kortfilm
• kortneusdraakvissen
• kortneusdraakvisse
• afkorten
• watertekort
• tekort
• tekortkoming
• kortharig