Dutch-German translations for brood

• Brot das
  Wir wollen lernen, unser Brot mit denen zu teilen, die keines haben.“ Laten wij leren ons brood te delen met diegenen die geen brood hebben”.
  Herr Kommissar, wird das Brot billiger? Mijnheer Fischler, wordt ons brood dan goedkoper?
  Es gibt nicht ausreichend Brot und Marmelade für alle drei. Er is niet genoeg brood en jam voor allemaal.
• Laib der
  Wenn der Teig fertig ist, kommt es darauf an, wie man ihn formt, damit ein guter Laib daraus wird. Als het deeg klaar is, hangt het vervolgens af van de manier waarop het gevormd wordt of het ook een goed brood wordt.
• Laib Brot der

Related words

• broodmes
• broodje
• roggebrood
• johannesbroodboom
• broodrooster
• broodtrommel
• wittebroodsweken
• wittebrood
• johannesbrood