Dutch-German translations for zij

• sie die
  Sie brauchen uns, sie brauchen Europa. Zij hebben ons nodig, zij hebben Europa nodig.
  Sie haben doch bewiesen, daß sie dazu in der Lage sind! Zij hebben bewezen dat zij dat kunnen!
  Sie verdienen Besseres als das, was sie bisher hatten. Zij verdienen beter dan wat zij hebben gekregen.
• er der
  Ich denke, sie sollte so angenommen werden, wie sie ist. Ik ben van mening dat zij moet worden uitgevoerd zoals zij is.
  Ich bin mir allerdings nicht so sicher, ob sie da Recht hat. Ik ben er niet van overtuigd dat zij gelijk heeft.
  Falsch zu jeder Zeit, falsch an jedem Ort! Zij zijn verkeerd, altijd en overal!
• es de
• man
  Man sollte alle dazu beglückwünschen! Zij verdienen alle onze gelukwensen.
  Sie wissen am besten, wie man Logistik einsetzt. Zij weten het best hoe logistiek werkt.
  Dazu kann man nur gratulieren. Zij hebben op de juiste wijze gereageerd.
• Seite die
  Sie können für unsere Seite gewonnen werden, das ist kein Problem. Het maakt hun niet uit wiens bondgenoot zij zijn.
  Da stehen wir Seite an Seite, Parlament und Kommission. Daarin staan wij zij aan zij, het Parlement en de Commissie.
  Auch historisch haben beide Seiten seit langem zusammengearbeitet. Historisch gezien hebben zij al heel lang onderling contact.

Related words

• bewustzijn
• gelijkzijdig
• magazijn
• azijn
• onzijdig
• zijde
• wijnazijn
• tandzijde
• zijdig