Dutch-Spanish translations for wanneer

• cuando
  Hagámoslo cuando estemos preparados. Laten we het doen wanneer we er aan toe zijn.
  ¿Qué hacemos cuando descubrimos un caso de fraude? Wat doen wij wanneer wij fraude constateren?
  Solamente elogio a alguien cuando se lo merece? Ik steek alleen de loftrompet wanneer daar reden toe is ...
• cuándo
  ¿Quién obtiene qué, cuánto y cuándo? Wie krijgt wat, hoeveel en wanneer?
  Ha sabido cuándo mantenerse firme y cuándo hacer concesiones. Zij wist wanneer ze voet bij stuk moest houden en wanneer ze water bij de wijn moest doen.
  ¿Cuándo y en qué punto se detendrán? Waar en wanneer zullen zij ooit halt houden?

Related words

• wanneer (tulevaisuudessa
• wanneer de avond valt
• wanneer ook
• wanneer dan ook
• wanneer Pasen en Pinksteren op één dag vallen
• wanneer het goed uitkomt
• telkens wanneer