English-Dutch translations for authority

• autoriteit
  De Palestijnse Autoriteit is verdeeld. The Palestinian authority is split.
  Plechtige vergadering - Palestijnse Autoriteit Formal sitting - Palestinian Authority
  Ik hoop dat de Autoriteit deze waarschuwing ter harte zal nemen! Let that be a warning to the Authority!
• gezag
  Zoiets tast natuurlijk ons moreel gezag aan. This, of course, affects our moral authority.
  Ze zouden al snel geen politiek gezag meer hebben gehad. They would have run out of political authority.
  Het Handvest straalt in sterke mate gezag en legitimiteit uit. The Charter carries great authority and legitimacy.
• autoriteiten
  De autoriteiten moeten verantwoording afleggen aan de samenleving. Authority must be answerable to society.
• bevoegdheid
  De Europese Unie bezit ook geen bevoegdheid op dit gebied. The European Union has no authority in this area.
  Wie zal er de bevoegdheid hebben om mijn liefdesbrieven te lezen? Who will have the authority to read my love letters?
  De bevoegdheid op dit gebied ligt echter geheel bij de Raad. However, the Council has sole authority in this area.
• overheid

Definition of authority

• The power to enforce rules or give orders
• Persons in command; specifically, government
• A person accepted as a source of reliable information on a subject
• Government-owned agency which runs a revenue-generating activity

Examples

• I have the authority to penalise the staff in my department, but not the authority to sack them
• She lost all her respect and authority after turning up drunk to the meeting
• Respect my authority!
• the worlds foremost authority on orangutans

Related words

• authority|Authority
• authority figure
• authority to issue directives
• authority card
• tax authority
• official authority
• administrative authority
• public authority
• aviation authority