Czech-Dutch translations for manžel

• echtgenoot
  Ik heb mijn hypotheek gekregen en mijn echtgenoot heeft niet getekend. Dostala jsem hypoteční úvěr a nebylo nutné, aby jej podepsal i můj manžel.
  Ik heb een oudere dame ontmoet wier echtgenoot taxichauffeur was. Setkala jsem se se starší paní, jejíž manžel je taxikář.
  In de meeste gevallen is de agressor de echtgenoot of partner of een bekende. Ve většině případů je útočníkem manžel, partner, nebo známý.
• man
• eega
• gade
• gemaal
• huwelijkspartner
  Zoals mevrouw Gebhardt heeft gezegd, is Rome III echt bedoeld om bij het sluiten van huwelijkscontracten de zwakste huwelijkspartners te beschermen. Jak uvedla paní Gebhardtová, nařízení Řím III skutečně vychází ze záměru chránit slabšího z partnerů ve chvíli, kdy se uzavírají manželské smlouvy.
• wederhelft

Related words

• manželka
• muž