Dutch-Finnish translations for spreken

• puhua
  Kenen pitäisi puhua euron nimissä? Wie mag namens de euro spreken?
  En voi puhua neuvoston puolesta. Ik kan niet spreken voor de Raad.
  Me halusimme puhua johdonmukaisuudesta. Wij wilden spreken over de coherentie.
• keskustella
  Meidän ei pidä keskustella määrästä, vaan laadusta. We moeten niet over kwantiteit spreken, maar over kwaliteit.
  Meidän pitäisi keskustella myös tästä neuvoston kanssa. Laten wij ook daar over spreken tijdens de Europese Raad.
  Neuvosto aikoo keskustella myös Bulgariasta ja Romaniasta. De Raad zal ook spreken over Bulgarije en Roemenië.
• osata

Related words

• bespreken
• aanspreken
• vrijspreken
• afspreken
• uitspreken
• rechtspreken
• Engelssprekende
• vanzelfsprekend
• weerspreken