Dutch-French translations for pik

• bite
• paf
• pine
• zob
• queue
• vit
  De nombreux Écossais ont été victimes de la spéculation immobilière qui sévit en Espagne et ont perdu leurs maisons, fruit des économies de toute une vie. Veel Schotse burgers zijn het slachtoffer geworden van het Spaanse "landje-pik” en hebben hun huis verloren waarvoor zij vaak hun hele leven lang gespaard hadden.
• bitte
• pénis
• popol
• queue vit
• teub

Related words

• pikhouweel
• pikzuiger
• pikken
• pikant
• pikzwart
• pikantheid
• oppikken
• spiksplinternieuw
• wegpikken