Dutch-German translations for computer

• Computer der
  Ein Computer ist lediglich eine Maschine, ein Arbeitsgerät. Een computer is slechts een apparaat, een stuk gereedschap.
  Noch immer lerne ich im Umgang mit meinem Computer täglich etwas Neues. Ik leer nog elke dag nieuwe dingen met mijn computer.
  Wer kann zählen, wenn ein Gesetz verabschiedet wird, ohne dass man einen Computer hat? Wie moet er gaan tellen als er bij het aannemen van een wet geen computer aanwezig is?
• Rechner der
  Die großen Unternehmen haben bereits genug Rechner. De grote ondernemingen hebben al voldoende computers.
  Viertens: Inhalte sind leicht und schnell - innerhalb von Sekunden - von einem Rechner auf den anderen zu überspielen. Ten vierde, de inhoud kan eenvoudig en snel - binnen enkele seconden - van de ene naar de andere computer worden gekopieerd.
  Der Rechner weiß nicht, wer auf der anderen Seite am PC sitzt, und er ist nicht auf bestimmte Zeiten beschränkt. De computer weet niet wie aan de andere kant aan de PC zit en de toegang is niet beperkt tot bepaalde tijden.
• PC der
  Der Rechner weiß nicht, wer auf der anderen Seite am PC sitzt, und er ist nicht auf bestimmte Zeiten beschränkt. De computer weet niet wie aan de andere kant aan de PC zit en de toegang is niet beperkt tot bepaalde tijden.
  PCs und Mobiltelefone haben unser Arbeitsleben und unseren Alltag dramatisch verändert. Computers en mobiele telefoons hebben ons beroepsleven en het leven van alledag dramatisch veranderd.
  In Ihrem Mobiltelefon tragen Sie eine Rechenleistung mit sich herum, die größer ist als die eines leistungsstarken PCs vor zehn Jahren. U draagt in uw mobiele telefoon meer computerkracht mee dan waarover een grote computer tien jaar geleden kon beschikken.

Related words

• computerprogramma
• computermuis
• computerspel
• computeren
• spelcomputer
• computertomografie
• singleboardcomputer
• computerwetenschap
• computerwetenschappen