Dutch-German translations for handicap

• Behinderung die
  Wir wollen, wenn ich diesen Begriff einmal gebrauchen darf, „Behinderung ohne Grenzen“. Wij willen, als ik die uitdrukking mag gebruiken, handicaps ‘zonder grenzen’.
  Passen wir die Wohnungen an, dann haben wir die Behinderung reduziert, oder sie ausgeschaltet. Als wij de woningen toegankelijk maken, verminderen wij de handicap, of heffen deze op.
  Viele ältere Menschen leiden auch unter einer Behinderung. Er zijn veel oude mensen die gebukt gaan onder een handicap.
• Abschwächung die
• Beeinträchtigung die
  Überhaupt nicht erwähnt wird die oft gravierende Beeinträchtigung ihrer Mobilität. Diese ist im Dokument der Kommission auf Behinderte und auf ältere Menschen begrenzt. In het Groenboek staat niets over hun vaak sterk verminderde mobiliteit. Op dat punt beperkt het document van de Commissie zich tot de personen met een handicap en de ouderen.
• Einschränkung die
  Für einen Behinderten bedeutet er die Freiheit, reisen zu können, oder die Einschränkung, zu Hause bleiben zu müssen. Voor een gehandicapte betekent dit het verschil tussen vrij reizen of gedwongen thuis zitten.
  Genauso wenig sollte eine Behinderung eine Einschränkung darstellen, weshalb eine zusätzliche Finanzierung für junge Menschen mit Behinderung bereitgestellt werden sollte. Ook een handicap mag geen belemmering vormen en daarom moet aan jongeren met een handicap aanvullende steun worden verleend.
• Minderung die
• Schädigung die
• Schmälerung die
• Schwächung die
• Störung die
• Verminderung die
• Verschlechterung die
• Wertminderung die

Related words

• gehandicapte
• gehandicapt
• gehandicapten
• licht verstandelijk gehandicapt