Dutch-Polish translations for mens

• człowiek
  Co natura zniszczy, człowiek odbuduje. Als de natuur vernietigt bouwt de mens weer op.
  Każdy rozsądny człowiek jest pacyfistą. Ieder verstandig mens is pacifist.
  Człowiek potrafi niszczyć znacznie szybciej, niż budować. De mens kan sneller vernietigen dan opbouwen.
• istota ludzka
  Sposób, w jaki je rozumiem, wygląda tak, że prawa człowieka to nieodłączne prawa, jakie istota ludzka ma od urodzenia do śmierci, w tym prawa dzieci nienarodzonych i osób starszych. Zoals ik het begrijp zijn mensenrechten de onvervreemdbare rechten die een mens heeft vanaf zijn geboorte tot zijn dood. Ze omvatten ook de rechten van ongeboren kinderen en van de ouderen.
• ludzie
  Ludzie protestowali, ale teraz to akceptują. De mensen verzetten zich eerst maar nu aanvaarden zij het.
  Teraz, w dwa lata później, ludzie są tylko wdzięczni. Nu, twee jaar later, zijn mensen er alleen maar blij mee.
  Ludzie ci są jednak w błędzie i żyją w przeszłości. Maar deze mensen hebben het bij het verkeerde eind en ze leven in het verleden.

Related words

• samenstelling
• mensenhandel
• menswaadig
• menselijk
• menselijkheid
• tweedimensionaal
• eendimensionaal
• samenspel
• mensensmokkel