Dutch-Polish translations for noemen

• nazywać
  Czy mamy nazywać ich terrorystami? Noemen we hen dan terroristen?
  Javier Solana mówi, że musimy nazywać ich obserwatorami. Javier Solana zegt dat wij hen waarnemers moeten noemen.
  Europa powinna mieć odwagę nazywać rzeczy po imieniu. Europa zal de dingen bij hun naam moeten noemen.
• nazwać
  Musimy jednak nazwać rzeczy po imieniu! Maar u moet de dingen bij hun naam noemen!
  Można to, co się dzieje nazwać czystkami etnicznymi. Je zou het etnische zuivering kunnen noemen.
  Nie ma ona w sobie dość odwagi, aby nazwać rzecz po imieniu: islamski terroryzm. Het heeft niet eens de moed om het beestje bij de naam te noemen: islamistisch terrorisme.

Related words

• opnoemen
• benoemen
• hernoemen
• vernoemen
• overnoemen
• vernoemen noemen
• noemen, zich
• de dingen bij hun naam noemen
• man en paard noemen