Dutch-Portuguese translations for beginneling

• novato
  Um grande Checo afirmou: "Já não sou um novato: agora esperam de mim que marque golos, o meu trabalho consiste em produzir resultados". Een bekende Tsjech heeft ooit gezegd: "Ik ben geen beginneling meer: er wordt van mij verwacht dat ik doelpunten maak; scoren is mijn job."
• iniciante
• principiante
• neófito
• noob

Related words

• beginnen
• beginnerscursus
• beginner
• beginnend
• herbeginnen
• beginnelinge
• beginnersgeluk
• beginnen met
• beginnen te trillen