Dutch-Spanish translations for april

• abril
  Espero que esto se haga en abril. Ik hoop dat wij in april zover zullen zijn.
  La votación tendrá lugar en abril. De stemming vindt in april plaats.
  La votación tendrá lugar el próximo 11 de abril. De stemming vindt 11 april aanstaande plaats.

Related words

• aprilgrap
• aprilvis
• aprilmop
• caprilinezuur
• aprildag
• april-
• April doet wat hij wil
• één april
• 1 aprilgrap