Dutch-Spanish translations for leven

  • vidaLa vida laboral es una parte de la vida y no toda la vida. Werk is een deel van het leven, niet het hele leven. La bacteria se ha cobrado vidas, demasiadas vidas. De bacterie kost levens, te veel levens. Algunos de ellos ofrecieron sus vidas. Sommigen van hen hebben daarbij hun leven gegeven.
  • vivirNo se trata de «matar y morir» sino de «vivir y dejar vivir». Niet doden en gedood worden, maar leven en laten leven. Debemos vivir en el mundo real. Wij moeten in de echte wereld leven. Tenemos que vivir con nuestras conciencias" . Wij moeten leven met ons geweten.
  • habitar
  • residirEn este caso, sin embargo, se está negando el derecho a comunidades enteras a residir en su propio país. In dit geval wordt hele gemeenschappen echter het recht ontzegd om in het eigen land te leven. Muchos temas que tienen un impacto real sobre la vida de las personas, como el derecho a residir, trabajar y estudiar en cualquier lugar de la UE, se dan por descontados. Veel zaken die concreet van invloed zijn op het leven van de burgers, zoals het recht om overal in de Europese Unie te wonen, werken en studeren, worden als vanzelfsprekend beschouwd. Los millones de ciudadanos y empresas que sacan beneficios del mercado interior tienen que poder ejercer sus derechos y poder viajar, trabajar y residir libremente en cualquier parte de Europa. De miljoenen burgers en bedrijven die de voordelen van de interne markt ondervinden, moeten hun rechten kunnen doen gelden en moeten binnen Europa vrij kunnen werken, reizen en leven.

Trending Searches

Popular Dictionaries

DictionaryPro.net

DictionaryPro.net is a free online dictionary with more than 14 million translations.

Terms of Use   Cookies   Contact Us

Auf DeutschEn españolPå svenskaSuomeksiEestikeelne

Mindmax
Content is based on Wiktionary articles.
Text is available under Creative Commons Attribution-ShareAlike license.
© 2004-2024 DictionaryPro.net