Spanish-Dutch translations for contagiar

• besmetten
  Vers vlees van gevaccineerde dieren draagt het virus en kan gezonde dieren besmetten die gevoed worden met de resten van deze dieren. La carne fresca de animales vacunados porta virus, y podría contagiar a animales sanos que se alimentaran con desperdicios de estos mismos.
• infecteren
• aansteken

Related words

• contagiarse
• descontagiar
• contagiarse de