Dutch-English translations for aanspreekbaar

• amenable
• ansprechbar
• approachable
  The minister is, after all, responsible and approachable. De minister is immers verantwoordelijk en aanspreekbaar.
  In a nutshell, we are working towards a recognisable and approachable European administration. Kortom: een herkenbaar en aanspreekbaar Europees bestuur.
  Her boss was very approachable.
• communicative
• zugänglich

Related words

• aanspreekvorm
• aanspreekpartner
• aanspreektitel