Dutch-French translations for reis

• voyage
  Je me réjouis qu'il ait effectué ce célèbre voyage! Ik ben heel blij dat hij die beroemde reis heeft gemaakt!
  Le voyage nous a beaucoup appris. Wij zijn heel wat wijzer geworden van die reis.
  Pour lui, il s'agissait de son troisième voyage. Voor hem was het zijn derde reis in die periode.
• balade
• excursion
• tour
  L'organisation britannique Open Europe déclare que 7 millions d'euros ont été dépensés pour le financement d'un blog consacré à un âne faisant le tour des Pays-Bas. Zo is er volgens de Britse organisatie Open Europe zeven miljoen euro besteed aan de financiering van een weblog over een ezel die een reis door Nederland maakt.
• tournée
  Au cours de ma tournée au Moyen-Orient ces jours derniers, j'ai ressenti les espoirs placés dans l'Union européenne et dans toutes ses institutions. Ik heb de afgelopen dagen, tijdens mijn reis door het Midden-Oosten, kunnen merken welke verwachtingen men van de Europese Unie en haar instellingen heeft.

Related words

• huwelijksreis
• rondreis
• reisbureau
• reisje
• vereisen
• vereiste
• tijdreis
• voetreis
• reisweg