Dutch-French translations for werken

travailler
Travailler avec Israël, c'est œuvrer pour la paix. Werken met Israël is werken voor de vrede. Ce fut un plaisir de travailler avec eux. Het was een genoegen om met hen samen te werken. Nous devrions y travailler ensemble. Daaraan dienen we gezamenlijk te werken.
bosser

différer
fonctionner
Cela ne peut fonctionner et cela ne fonctionne d'ailleurs pas. Zoiets kan niet werken en werkt dus ook niet.Elles doivent maintenant fonctionner concrètement. Nu moeten ze in de praktijk gaan werken. Mais le système doit fonctionner efficacement. Maar dan moet het systeem wel goed werken.
marcher
Je ne sais pas si cela va marcher. Ik weet niet of dat wel gaat werken. Il est très important, si cela doit marcher, que le mot "redynamiser" se justifie pleinement. Wil dit werken, dan is het heel belangrijk dat de uitdrukking 'nieuw leven inblazen' absoluut juist is. Les travailleurs qui se sentent protégés socialement peuvent mieux consacrer leurs forces créatrices à faire marcher l'entreprise. Werknemers die zich sociaal beschermd voelen, zullen zich in versterkte mate inzetten voor het bedrijf waar ze werken.
opérer
J'ai tenté de coopérer avec lui sur deux points. Ik heb getracht op twee punten met hem samen te werken. Il est important de s'efforcer de coopérer autant que possible dans ce domaine. Het is van belang dat we proberen om zoveel mogelijk samen te werken op dit gebied. Il n'est pas bon pour nous d'opérer avec 27 systèmes différents dans ce domaine si important. Het heeft geen zin om op dit belangrijke gebied met 27 verschillende systemen te werken.
taffer
varier