Dutch-German translations for gemeen

• gemein
  Das ist das einzige, was ihnen gemein ist. Dat is het enige wat ze met elkaar gemeen hebben.
  Haben diese beiden Dinge etwas gemein? Hebben deze twee zaken trouwens niet een ding met elkaar gemeen?
  Das ist ein europäisches Pilotprojekt, das mit dem amerikanischen Modell nichts gemein hat. Het is een Europees proefproject dat niets gemeen heeft met het Amerikaanse model.
• böse
• gemeinsam
  Was haben diese Länder gemeinsam? Wat hebben deze landen gemeen?
  Was haben diese beiden Richtlinien gemeinsam? Wat hebben die beide richtlijnen gemeen?
  Belarus hat mit - sagen wir mal - Georgien wenig gemeinsam. Belarus heeft weinig gemeen met bijvoorbeeld Georgië.
• gewöhnlich
  Politische Gegner werden einfach wie gewöhnliche Kriminelle behandelt. Politieke tegenstrevers worden eenvoudig als misdadigers van gemeen recht behandeld.
  Die meisten unserer Mitgliedstaaten verfügen über keine speziellen Rechtsvorschriften zum Terrorismus, und terroristische Gewaltakte werden wie gewöhnliche Straftaten geahndet. Terroristische daden worden in die landen bestraft als misdrijf van gemeen recht. Zes lidstaten beschikken wel over wetten of specifieke juridische instrumenten op het gebied van het terrorisme.
• allgemein
  Es gibt ein allgemeines Prinzip, das für unsere internen Regeln gilt: " electa una via" . Er bestaat een algemeen beginsel dat onze interne rechtssystemen gemeen hebben: " electa una via" .
  Wir haben keine allgemeine Botschaft, die allen europäischen Institutionen gemeinsam wäre und mit der sich die Bürger identifizieren können. Het ontbreekt ons aan een algemene boodschap die alle Europese instellingen gemeen hebben en waarin de burgers zich kunnen terugvinden.
• bissig
• dreist
• dumm
• erbittert
• frech
• Gemein-
• gemeinschaftlich
• grausam
• häufig
• normal
• ordinär
• schäbig
• scheußlich
• unartig
• ungehorsam
• Volks-
• volkstümlich
• vulgär
• vulgärsprachlich

Related words

• algemeen
• gemeente
• gemeenschap
• gemeenteraad
• geslachtsgemeenschap
• gemeenzaam
• gemeenplaats
• gemeengoed
• handgemeen