Dutch-Polish translations for vieren

• celebrować
• imprezować
• obchodzić
  Sojusz chce obchodzić 60. rocznicę swojego istnienia w Strasburgu, Baden-Baden i Kehl. De NAVO wil in Straatsburg, Baden-Baden en Kehl haar zestigjarig bestaan vieren.
  Jak wspomniał pan Barroso, będziemy obchodzić 20. rocznicę upadku muru berlińskiego. Zoals de heer Barroso heeft opgemerkt vieren we volgend jaar het 20-jarig jubileum van de val van de Berlijnse muur.
  Kiedy wówczas będziemy obchodzić Międzynarodowy Dzień Kobiet, widać będzie, że poczyniliśmy postępy. Dan zullen wij, wanneer wij de volgende Internationale Vrouwendag vieren, zien dat wij vooruitgang hebben geboekt.
• sławić
• wychwalać

Related words

• zegevieren
• vierentwintig
• vierendertig
• vierenveertig
• vierenvijftig
• vierenzestig
• vierenzeventig
• vierentachtig
• vierennegentig