Dutch-Spanish translations for lid

• miembro
  Yo también soy miembro de este foro. Ikzelf ben ook lid van dit forum.
  Era un miembro activo del MDC (Movimiento por el Cambio Democrático). Hij bleek een actief lid van de BDV te zijn.
  ¿Va a convertirse Turquía en un Estado miembro o no? Moet Turkije lid worden of niet?
• afiliado
  La mayoría de ellos no están afiliados a ningún partido. De meesten van hen zijn lid van geen enkele partij.
  Creía y esperaba poder mostrarme de acuerdo con el Sr. Haarder en subrayar el derecho del individuo a estar afiliado a un sindicato. Ik dacht en hoopte dat ik het met de heer Haarder eens kon zijn over het recht van het individu lid te zijn van een vakvereniging.
  Uno de los principios básicos del reglamento es que un trabajador estará afiliado en el Estado miembro en que ejerza su actividad profesional. Eén van de uitgangspunten van de verordening is dat een werknemer verzekerd is in de lid-staat waar hij of zij zijn/haar beroepsactiviteit uitoefent.
• carajo
• chota
• extremidad
• garompa
• papirola
• pene
• pija
• pipe
• pirula
• pirulo
• pito
• polla
• poronga
• poste
• tranca
• verga

Related words

• lidwoord
• lidmaatschap
• erelid
• familielid
• invalidenwagentje
• solidariteit
• lidstaat
• solidair
• ooglid