English-Dutch translations for Israeli

• Israëli
  Dat moeten we de Israëli's vertellen. We must say that to the Israelis.
  De Israëliërs moeten ook terugkeren naar de onderhandelingstafel. The Israelis must also go back to the table.
  Hoeveel vijanden willen de Israëli's hebben? How many enemies do the Israelis want?
• Israëlisch
  De Gazastrook is een Israëlisch gevangenenkamp! Gaza is an Israeli prison camp!
  Vanunu kan de Israëlische veiligheid niet in gevaar brengen. Vanunu cannot damage Israeli security.
  Ook de Israëlische aanvallen kunnen niet gerechtvaardigd worden. Nor are the Israeli attacks justifiable.
• Israëliër
  De Israëliërs moeten ook terugkeren naar de onderhandelingstafel. The Israelis must also go back to the table.
  In totaal vonden toen zestien mensen de dood, vooral Israëliërs. In all, 16 people were killed, mainly Israelis.
  De Israëliërs moeten dus net zo goed alles doen wat binnen hun mogelijkheden ligt. The Israelis have to do everything possible as well.

Definition of Israeli

• A person from Israel or of Israeli descent
• Of, from, or pertaining to Israel, the Israeli people

Related words

• Israeli
• Israelian
• Israelite
• Israelize
• Disraeli
• Disraelian