English-Dutch translations for bridegroom

• bruidegom
  Usura vermoordt het kind in de schoot, belemmert de jongen het meisje te winnen, verlamt de bijslaap, legt zich tussen de jonge bruid en haar bruidegom.” Usura slayeth the child in the womb, it stayeth the young man's courting, it hath brought palsey to bed, lyeth between the young bride and her bridegroom.'
  Ik vrees dat de EU-bruidegom zo wanhopig is om dit verstandshuwelijk te consummeren, dat we voor de zoveelste keer de weifelende bruid in haar wensen tegemoet komen. My fear is that the EU bridegroom is so desperate to consummate this marriage of convenience that we yet again give in to the reluctant bride.
• jonggehuwde

Definition of bridegroom

• A man in the context of his own wedding; one who is going to marry or has just been married

Related words

• bride
• bridesmaid
• Hebrides
• débridement
• debride
• bridesman
• Kirkbride
• Bridekirk
• Bridestowe