English-Dutch translations for contagious

• besmettelijk
  Dit is een besmettelijke ziekte, net zo besmettelijk als tuberculose in de jaren veertig en vijftig was. This is a contagious disease, as contagious as tuberculosis was in the '40s and '50s.
  BSE is geen besmettelijke ziekte en kan niet onder rundvee verspreid worden. BSE is not a contagious disease and cannot be spread between cattle.
  Dit voorstel houdt ook risico's in met bedekking tot besmettelijke ziekten en infecties. This proposal also carries risks in terms of contagious disease and infection.
• aanstekelijk
  Misschien werkt het wel aanstekelijk en nemen we een resolutie aan om vervolgens een nieuwe stemming te overwegen omdat we tot de verkeerde conclusies zijn gekomen. It might become contagious in this House and we might adopt a resolution and then consider voting again because we have reached the wrong conclusions.
• infectueus

Definition of contagious

• Easily transmitted to others
• Easily passed on to others
• Having a disease that can be transmitted to another person

Examples

• The flu was so contagious that everybody in town got sick!
• Wearing jeans was a contagious fad at that time
• They were highly contagious, spreading bacteria to other people

Related words

• contagiousness
• contagiously
• noncontagious
• anticontagious
• contagious disease
• contagious bovine pleuropneumonia
• contagious caprine pleuropneumonia
• contagious ecthyma
• contagious skin necrosis