English-Dutch translations for owner

• eigenaar
  Dat is de verkoper, die in feite eigenaar blijft. This is the seller, who, in fact, remains the owner.
  Wat denkt zij van prikkels voor eigenaars op alle niveaus? How does it view incentives for owners at all levels?
  De eigenaar wilde geen contract met de berger afsluiten. The owner refused to conclude a contract with the salvager.
• bezitster
• bezitter
  Er zijn in Europa 260 miljoen bezitters van motorvoertuigen, die een goed werkende "vervangingsonderdelen- en reparatieclausule” willen. We have 260 million vehicle owners in Europe, who are waiting to get a 'spare parts and repair' clause which is well functioning.
  Echter, feit is dat Europa de trotse bezitter is van 200 000 virtuele koeien, die wel subsidie krijgen maar die niet bestaan. It is a fact, however, that Europe is the proud owner of 200 000 virtual cows that receive subsidies even though they do not exist.
• drager
• eigenares

Definition of owner

• One who owns something
• The captain of a ship

Examples

• The police recovered the stolen car and returned it to its owner.

Related words

• downer
• ownership
• shipowner
• landowner
• stockowner
• homeowner
• clownery
• slaveowner
• sundowner