German-Dutch translations for beunruhigen

• irriteren
• kwellen
• ongerust verontrusten
• ongerust zijn
• piekeren
• verontrusten
  Twee dingen verontrusten ons in dit verband. In diesem Zusammenhang beunruhigen uns zwei Tatsachen.
  Gebruik het niet als reden om uw buren te verontrusten of oude wonden te openen. Führen Sie sie nicht an, um Ihre Nachbarn zu beunruhigen oder alte Wunden aufzureißen.
  Iemand zei dat het niet zo belangrijk is om de gevaarlijke stoffen die ons verontrusten, te preciseren. Jemand sagte, es sei nicht so wichtig, die gefährlichen Stoffen zu präzisieren, die uns so beunruhigen.
• vervelen
• zich zorgen maken

Related words

• beunruhigt
• beunruhigend
• Beunruhigung
• sich beunruhigen