Dutch-French translations for ruilen

• échanger
  Les pères continuent de vendre leurs filles ou de les échanger contre du bétail. Vaders verkopen nog steeds hun dochters, of ruilen ze tegen vee.
  On serait facilement tenté d'échanger une de ces solidarités contre l'autre. De verleiding is groot om de ene solidariteit in te ruilen tegen de andere.
  Elles ont reçu des quotas qu’elles peuvent utiliser pour leur propre usage et qu’elles peuvent échanger. Ze hebben quota toegewezen gekregen die ze zelf kunnen gebruiken of kunnen ruilen.
• troquer
• permuter

Related words

• omruilen
• pruilen
• pruilend
• druilen
• verruilen
• inruilen