Dutch-German translations for bespreken

besprechen
Ich werde das mit Herrn Imbeni besprechen. Ik zal het met de heer Imbeni bespreken. Sie können ihn mit mir privat besprechen. U kunt het wel op persoonlijke titel met mij bespreken. Das können Sie mit Herrn Santini beim Mittagessen besprechen. U kunt dit tijdens de lunchpauze met de heer Santini bespreken.
debattieren
Herr Präsident, wir debattieren hier über ein ganz besonderes Wesen. Mijnheer de Voorzitter, wij bespreken hier een zeer bijzonder gewrocht. Über dieses Thema möchte ich auch mit den Abgeordneten debattieren. Dit is een onderwerp dat ik graag met u allen zou willen bespreken. schriftlich. - (PL) Wir debattieren heute über die Zukunft der Europäischen Union. schriftelijk. - (PL) Vandaag bespreken we de toekomst van de Europese Unie.

diskutieren
Das werden wir ebenfalls zu diskutieren haben. Dat zullen wij ook moeten bespreken. Wir diskutieren sie zu einem Zeitpunkt, an dem wir dringende Fragen diskutieren sollten. We bespreken dit op een moment waarop we dringende onderwerpen zouden moeten bespreken. Diskutieren wir und entscheiden wir. Wij zullen dit bespreken en een beslissing nemen.
bestellen
buchen
erörtern
Diese Frage müssen wir endlich einmal erörtern. Deze vraag moeten wij eindelijk eens bespreken. Wir müssen ganz einfach die Gelegenheit erhalten, diese Themen zu erörtern. Wij dienen in staat te worden gesteld deze kwesties te bespreken. Dieses Thema hätten wir erörtern sollen. Dát hadden we moeten bespreken.
mitteilen
Am 29. Mai werden wir eine Anhörung mit allen Interessengruppen durchführen, auf der wir unsere vorläufigen Schlussfolgerungen mitteilen werden. 29 mei houden we een hoorzitting om onze voorlopige conclusies met belanghebbenden te bespreken.
reservieren