Dutch-German translations for eens

• eines Tages
• einig
  Ich bin darin mit ihm einig, und unsere Fraktion ist mit ihm einer Meinung. Ik ben het met hem eens en onze fractie is het met hem eens.
  Lassen Sie mich einige grundlegende Tatsachen nennen. Laat ik eens een paar basisfeiten vaststellen.
  Wir alle sind uns einig: Wir müssen helfen. We zijn het er allemaal over eens dat we moeten helpen.
• einmal
  Ich gehe sie noch einmal durch. Ik zet ze nog eens op een rijtje.
  Darauf konnte sich Rio noch nicht einmal einigen. Daarover kon men het te Rio niet eens eens worden.
  Man sollte da noch einmal daran arbeiten. Dat moet nog eens worden bezien.
• früher
• irgendwann
  Damit sollen sich die Historiker irgendwann befassen. Daar moeten de historici zich te zijner tijd maar eens over buigen.
  Jetzt müssen wir irgendwann einmal den Teufelskreis durchbrechen. Nu moeten we ooit eens een keer de vicieuze cirkel doorbreken.

Related words

• Deens
• Armeens
• gemeenschap
• Deense
• geslachtsgemeenschap
• Chileens
• Chileense
• Armeense
• Roemeense