Dutch-German translations for openen

• öffnen
  Warum öffnen Sie die Türen nicht? Waarom openen ze hun deuren niet?
  Wir könnten ihm anbieten, unsere Märkte zu öffnen. We zouden kunnen aanbieden onze markten te openen.
  Es geht einfach darum, die Türen zu öffnen. Maar dat is gewoon een kwestie van het openen van deuren.
• aufmachen
  Die zweite Tür, die wir aufmachen, ist die Tür zur Freiheit. De tweede deur die wij openen is de deur naar vrijheid.
  Ich hätte also eine Fabrik für solche Dinge aufmachen und sie frei im Handel vertreiben können. Ik had dus een fabriekje kunnen openen en die dingen gewoon op de markt brengen.
• aufschließen
• entriegeln
• eröffnen
  Ich möchte jetzt keine Debatte dazu eröffnen. Ik zal dat debat nu niet openen.
  Ferner werde ich eine Schule in Mirabelais eröffnen. Verder zal ik een school openen in Mirabelais.
  Neue Kapitel zu eröffnen ist ausgesprochen schwierig. Het is buitengewoon moeilijk om nieuwe hoofdstukken te openen.

Related words

• heropenen
• de ogen openen
• wijd openen
• half openen