Dutch-German translations for reis

• Reise die
  Es wird meine dritte Reise dorthin sein. Het wordt mijn derde reis naar dit gebied.
  Auf dieser Reise haben wir vieles gelernt. Wij zijn heel wat wijzer geworden van die reis.
  Für ihn war es die dritte Reise in diesem Zeitraum. Voor hem was het zijn derde reis in die periode.
• Fahrt die
  Zielland der in der Slowakei begonnenen Fahrt war Spanien. Bestemming van de in Slowakije begonnen reis was Spanje.
  Wenn sie die Maut nicht zahlen, werden sie angehalten und dürfen ihre Fahrt nicht fortsetzen. Doen zij dat niet, dan worden zij tegengehouden en mogen zij hun reis niet voortzetten.
  So haben alle Reisenden ein Recht auf Informationen über Verkehrsdienste sowohl vor als auch während der Fahrt. Zo hebben alle reizigers recht op informatie over vervoerdiensten, zowel vóór alsook tijdens de reis.
• Tour die
• Reise ; Weg die
• Urlaub der
• Weg der
  Wenn man von weither kommt, sind die Wege lang. Ver weg betekent namelijk een lange reis.
  Sie sagten auch, dass der Weg genauso wichtig ist wie das Ziel. U zei ook dat de reis net zo belangrijk is als het doel.
  Das setzt aber voraus, dass dieser Paradigmenwechsel, dieser Weg in neue Technologien, verfolgt wird. Dat vereist echter dat we ons denkpatroon veranderen en de weg inslaan naar nieuwe technologieën.

Related words

• huwelijksreis
• rondreis
• reisbureau
• reisje
• vereisen
• vereiste
• tijdreis
• voetreis
• reisweg