Dutch-Italian translations for school

• scuola
  La scuola è stata chiusa per una settimana. De school ging voor een week dicht.
  Lo ripeto: gli adulti al lavoro e i bambini a scuola. Volwassenen horen te werken en kinderen horen naar school te gaan!
  Che cosa ha provocato l’irruzione nella scuola? Wat was de aanleiding voor de bestorming van de school?
• facoltà
  Ogni anno muoiono sulle nostre strade ben 15.000 ragazzi, il che corrisponde alla scomparsa degli studenti di un' università o di una grande facoltà. Wij verliezen elk jaar niet minder dan een hele universiteit of een grote school met jonge mensen: elk jaar komen niet minder dan 15.000 jongeren op onze wegen om.
• banco
• banco di pesci
• scuola di pensiero
  Questa scuola di pensiero, tuttavia, rasenta la vera e propria superstizione. Deze denkschool grenst echter regelrecht aan bijgeloof.
• università
  In Scozia sono sempre meno le persone che scelgono di studiare le lingue straniere a scuola e all'università. In Schotland kiezen steeds minder mensen ervoor vreemde talen te studeren, zowel op school als op de universiteit.

Related words

• hogeschool
• kleuterschool
• schoolbord
• sportschool
• schoolbibliothecaris
• schoolpolitiek
• schoolplein
• kostschool
• schoolslag