English-Dutch translations for confess

• bekennen
  Ik moet bekennen dat ik geen groot voorstander van vrijwillige codes ben. I have to confess that I am not entirely a fan of voluntary codes.
  Ik moet bekennen dat het allemaal mijn schuld is. I have to confess that it is all my fault.
  Ik moet bekennen dat ik geen absolute zekerheden ken. I confess to having no such absolute certainties.
• belijden
• biechten
• toegeven
  Ik moet toegeven dat wij de nodige keren gefaald hebben. I must confess that we have had our share of failures.
  Deze keer moet ik echter toegeven dat u een faire partner was. This time round, I have to confess, you were a fair partner.
  Ik moet toegeven dat ik geschrokken ben van het feit dat deze uitspraak nog steeds zo actueel is. I confess that I am shocked by how up-to-date this speech is.
• uitstorten

Definition of confess

• To admit to the truth, particularly in the context of sins or crimes committed
• To acknowledge faith in; to profess belief in
• To unburden of sins to God or a priest, in order to receive absolution
• To hear or receive such a confession of sins from
• To disclose or reveal

Examples

• I confess to spray-painting all over that mural!
• I confess, that I am a sinner.

Related words

• confession
• confessed
• confessor
• confessant
• confessional
• confessionalism
• confessory
• unconfessed
• interconfessional