French-Dutch translations for infecter
- infecteren
- aansteken
- besmettenDeze zeer besmettelijke, via de lucht overdraagbare bacterie kan tien tot vijftien andere personen besmetten voordat de symptomen zich openbaren. Cette bactérie volatile extrêmement contagieuse peut infecter dix à quinze autres personnes avant que les symptômes ne soient visibles.
- verpesten
Trending Searches
Popular Dictionaries