German-Dutch translations for juwel

• edelsteen
• juweel
  Hij had het onbetaalbare evangelische juweel ontdekt dat vaderlandsliefde heet, en deze liefde gaf zijn leven nieuwe waarde en betekenis. Er hatte das unschätzbare evangelische Juwel entdeckt, die Liebe zu seinem Heimatland, und diese Liebe erfüllte sein Leben mit neuem Wert und neuer Bedeutung.

Related words

• Juwelen
• Juwelier
• Juwelierin
• Kronjuwelen
• Juweliergeschäft
• Familienjuwelen
• Juwelierladen
• Juwelierberuf
• Juwelierhandwerk