Spanish-Dutch translations for trabajar
- werkenWerken met Israël is werken voor de vrede. Trabajar con Israel es querer trabajar por la paz. We moeten het laten werken, zodat onze mensen kunnen werken. Pongámoslo a trabajar para poner a la gente a trabajar. Het was een genoegen om met hen samen te werken. Ha sido un placer trabajar con ellos.
- arbeidenIk vind het wel prettig dat wij nu in zo'n serene sfeer kunnen arbeiden. Por mi parte, aprecio en cambio el ambiente de tranquilidad en que podemos trabajar ahora.
- bewerkenWie leert de mensen hoe zij het land kunnen bewerken? ¿Quién enseñará a la gente a trabajar la tierra? Het is duidelijk dat een boerin, om het hele jaar door verzekerd te blijven van een inkomen, bijvoorbeeld ook tijdens haar zwangerschap het land zal moeten bewerken wanneer dat nodig is. Es evidente que una agricultora, durante el embarazo, por ejemplo, no puede dejar de trabajar la tierra si es necesario, porque al hacerlo se privaría de los ingresos de todo el año.
- labeuren
- werkDe Ombudsman kan zijn werk niet alleen doen. El Defensor del Pueblo no puede trabajar solo. Er is hier nog heel wat werk aan de winkel. Se necesita trabajar más en este sentido. We moeten werk beginnen te maken van zo'n evaluatie. Debemos comenzar a trabajar en esta revisión.
Trending Searches
Popular Dictionaries