Dutch-French translations for brok

• morceau
  C'est un gros morceau de la base fiscale. Dat is een reusachtige brok van de belastinggrondslag.
  En effet, lorsque j'étais à l'école, on nous apprenait que le Royaume-Uni était tel un morceau de charbon dans une mer grouillant de poissons. Toen ik op school zat vertelde men ons dat het Verenigd Koninkrijk één brok steenkool was omgeven door een zee die krioelde van de vissen.
• motte
• bosse
• fragment
• masse
• pièce
• protubérance
• renflement
• tas

Related words

• gebroken
• afgebroken
• verbroken
• ononderbroken
• spijsbrok
• brokstukken
• brokaat
• verbrokkelen
• hondenbrok