English-Dutch translations for reality

• realiteit
  Balans van de sociale realiteit (stemming) Social reality stocktaking (vote)
  Balans van de sociale realiteit (debat) Social reality stocktaking (debate)
  We moeten echter terugkeren naar de realiteit. However, we need to come back to reality.
• werkelijkheid
  Het ontkennen van de werkelijkheid is een grove nalatigheid. The denial of reality is an act of gross negligence.
  De werkelijkheid laat een heel ander beeld zien. The reality is quite different.
  De werkelijkheid is echter anders. The reality is rather different.
• feitelijkheid
  Het woord heeft echter het voordeel van de duidelijkheid, wijst op een feitelijkheid en houdt uiteraard geen menselijke veroordeling in. Yet it has the benefit of clarity, highlights a reality and contains no human condemnation.

Definition of reality

• The state of being actual or real
• A real entity, event or other fact
• The entirety of all that is real
• Loyalty; devotion
• Realty; real estate

Examples

• The reality of the crash scene on TV dawned upon him only when he saw the victim was no actor but his friend
• The ultimate reality of life is that it ends in death

Related words

• corporeality
• unreality
• hyperreality
• surreality
• reality-tv
• reality television
• reality check
• reality TV
• reality show