German-Dutch translations for wohnort

• woonplaats
  In mijn woonplaats in Duitsland is er een kerkelijk kindertehuis. In meinem Wohnort in Deutschland gibt es ein kirchliches Kinderheim.
  Patiënten moeten dus verzorging kunnen krijgen in instellingen die zo dicht mogelijk bij hun woonplaats liggen. Das heißt, die Patienten sollten in Krankenhäusern behandelt werden, die möglichst nahe an ihrem Wohnort gelegen sind.
  Mijnheer de Voorzitter, vorige week stuurde een jongere uit mijn woonplaats Apeldoorn een roerend mailtje over vrede in het Midden-Oosten. Herr Präsident, vergangene Woche erhielt ich eine rührende E-Mail eines Jungen aus meinem Wohnort Apeldoorn zum Frieden im Nahen Osten.

Related words

• Dreizimmerwohnung
• Ureinwohner
• Wohnheim
• gewöhnlich
• Einzimmerwohnung
• Einraumwohnung
• Angewohnheit
• wohnen
• bewohnen
• Einwohner