Spanish-Dutch translations for cama

• bed
  Onze Unie moet het bed delen met een beer. Nuestra Unión tiene que compartir cama con un oso.
  Hij kookt, hij doet boodschappen, maar het bed opmaken kan hij niet zo goed! Él cocina, va a la compra, pero no es muy bueno haciendo la cama.
  Iemand had een bed tegenover de badkamerdeur gezet, zodat zij daar niet in kon. Alguien había puesto una cama delante de la puerta del baño, por lo que ella no podía entrar.
• nl
• strooisel
  In het verslag wordt aangedrongen op een vermindering van de bezettingsdichtheid, een minimumdikte van het strooisel, betere ventilatie en een ononderbroken donkerperiode van minstens zes uur. El informe insta a la reducción de la densidad de población, una profundidad mínima de la cama, mejor ventilación y un periodo de oscuridad ininterrumpida mínimo de seis horas.

Related words

• cámara
• coche-cama
• camarón
• camarote
• camarero
• camarera
• camarógrafo
• camaleón
• acamaya