Dutch-French translations for zij

• elle
  Cela n'ira pas plus loin, a-t-elle déclaré. Verder gaat zij niet, heeft zij gezegd.
  S'agissant de l'UE, agit-elle comme elle le devrait? En de Europese Unie? Doet zij wat zij moet doen?
  Elle divise plus qu'elle n'unisse les hommes et les femmes. Zij verdeelt mannen en vrouwen in plaats van dat zij ze verenigt.
• elles
  Elles savent qu'elles sont tenues à l'?il. Zij weten dat ze in de gaten worden gehouden.
  Elles méritent toute notre attention. Zij verdienen al onze aandacht.
  Ont-elles réellement besoin de subventions européennes? Hebben zij echt Europese subsidies nodig?
• ils
  Ils ont besoin de nous, ils ont besoin de l'Europe. Zij hebben ons nodig, zij hebben Europa nodig.
  Ils savent ce qu'ils doivent faire. Zij weten waar zij naar toe moeten.
  Ils disent que nous devons faire preuve de solidarité. Zij noemen nu solidariteit, solidariteit zou nodig zijn.
• côté
• eux
  Ils constituent en eux-mêmes une valeur. Zij vormen op zichzelf een waarde.
  Généralement, c'est toujours d'eux que vient le blocage. Doorgaans zijn zij immers degenen die de zaak blokkeren.
  L'Europe, ce n'est pas "eux"; c'est "nous". Europa is niet "zij", maar "wij".
• flanc
  Elle n’a pas toujours prêté à son flanc sud l’attention qu’il méritait. Europa heeft aan zijn zuiderburen niet altijd de aandacht geschonken die zij verdienden.
  Ils ont un seul argument fondé, à savoir que le système proposé peut prêter le flanc à la fraude. Zij hebben één steekhoudend argument, namelijk dat het voorgestelde systeem tot bedrog kan leiden.
• il
  Ils ont besoin de nous, ils ont besoin de l'Europe. Zij hebben ons nodig, zij hebben Europa nodig.
  Ils savent ce qu'ils doivent faire. Zij weten waar zij naar toe moeten.
  Ils disent que nous devons faire preuve de solidarité. Zij noemen nu solidariteit, solidariteit zou nodig zijn.
• ils elles
• soie

Related words

• bewustzijn
• gelijkzijdig
• magazijn
• azijn
• onzijdig
• zijde
• wijnazijn
• tandzijde
• zijdig