French-Dutch translations for eux

• ze
  Laten we ze nog meer tegemoetkomen. Rapprochons-nous encore d'eux.
  Hierdoor zouden ze zich te schande maken. Cela jetterait le discrédit sur eux.
  Ze vragen: wat doen jullie eigenlijk voor ons? Ils nous demandent ce que nous faisons pour eux.
• hen
  Dat is de moeilijke taak die hen wacht. Tel est le défi qui se pose à eux.
  Het was een genoegen om met hen samen te werken. Ce fut un plaisir de travailler avec eux.
  Het is nu aan hen om te reageren. C'est désormais à eux de réagir.
• hun
  Laat het ook een beetje aan hun over.Laissons-les décider eux-mêmes.
  Ze hebben me over hun lijdensweg verteld. J' ai partagé avec eux leur souffrance.
  Het is hun taak om de primaire controle uit te voeren. C'est à eux qu'incombe le premier contrôle.
• zij
  Zij vormen op zichzelf een waarde. Ils constituent en eux-mêmes une valeur.
  Doorgaans zijn zij immers degenen die de zaak blokkeren. Généralement, c'est toujours d'eux que vient le blocage.
  Europa is niet "zij", maar "wij". L'Europe, ce n'est pas "eux"; c'est "nous".

Related words

• deux
• deuxième
• délicieux
• laborieux
• lumineux
• chanceux
• cheveux
• chaleureux
• vieux