Dutch-German translations for weten

• wissen
  Sie wissen das, und wir wissen das auch. Zij weten dat en wij weten dat.
  Die Verbraucher wissen, was sie wollen, und die Bauern wissen auch, was sie wollen. De consumenten weten wat zij willen, en de boeren weten dat ook.
  Sie und wir wissen, dass das Unfug ist und Sie wissen, dass wir das wissen. U weet, en wij weten, en u weet dat wij weten dat het onzin is.
• Wissen das
  Sie wissen das, und wir wissen das auch. Zij weten dat en wij weten dat.
  Die Verbraucher wissen, was sie wollen, und die Bauern wissen auch, was sie wollen. De consumenten weten wat zij willen, en de boeren weten dat ook.
  Sie und wir wissen, dass das Unfug ist und Sie wissen, dass wir das wissen. U weet, en wij weten, en u weet dat wij weten dat het onzin is.
• Kenntnis die
  Wir nehmen hier alle das Ziel zur Kenntnis. Wij weten allemaal wat het doel van het voorstel is.
  Dies muss man zur Kenntnis nehmen. We weten dat de Amerikanen de sterksten zijn.
  Wir haben keine Kenntnis darüber, welche Forderungen Sie, der Rat, an ihn gestellt haben. Wij weten niet wat de Raad de heer Solana heeft opgedragen.

Related words

• kennen