German-Dutch translations for auflösen

• oplossen
  Zoals Brecht reeds opgemerkt heeft: je kunt het volk niet oplossen. Wie Brecht schon sagte, kann man das Volk nicht auflösen.
  Noch armoedebestrijding noch de versterking van de militaire hulp zullen de problemen van Jemen kunnen oplossen. Weder Armutsbekämpfung noch Erhöhung der Militärhilfe werden Jemens Probleme in Luft auflösen.
  De EU moet naar mijn mening eindelijk het feit onder ogen zien dat onopgeloste conflicten, culturele verschillen en sociaaleconomische problemen niet vanzelf oplossen bij toetreding. Die EU muss sich meines Erachtens endlich bewusst werden, dass sich ungelöste Konflikte, kulturelle Differenzen und sozioökonomische Probleme nicht mit einem Beitritt in Luft auflösen.
• ontbinden
  A en B willen hun huwelijk ontbinden. A und B möchten ihre Ehe auflösen.
  Zo kan de Franse president het parlement ontbinden. Der französische Präsident zum Beispiel kann das Parlament auflösen.
• desintegreren
• losmaken
• ontrafelen
• ontwarren
• opbreken
• uiteendrijven
• uiteenvallen
• verbruiken verspillen
• verkwisten

Related words

• hochauflösend
• auflösende Bedingung
• hochauflösendes Fernsehen
• sich in Rauch auflösen
• sich auflösen
• sich in Luft auflösen
• sich in Nichts auflösen
• sich in Wohlgefallen auflösen