German-Dutch translations for zusammenleben

• cohabiteren
• samenleven
  Zo kunnen we in Europa niet samenleven. So kann man in Europa nicht zusammenleben.
  Met wie willen wij als goede buren samenleven? Mit wem wollen wir in guter Nachbarschaft zusammenleben?
  Het gaat om hun toekomst, samenleven en welvaart. Es geht uns hier um ihre Zukunft, ihr Zusammenleben und ihr Wohlergehen.
• samenwonen
  Er zijn veel mensen die jarenlang samenwonen en die eigenlijk alleen maar worden benadeeld doordat ze niet naar de burgerlijke stand zijn gegaan. Es gibt viele Menschen, die jahrelang in einer Gemeinschaft zusammenleben und die eigentlich nur deshalb benachteiligt werden, weil sie nicht auf ein Standesamt gegangen sind.

Related words

• zusammenlegen
• zusammenlegbar
• zusammenleimen
• Zusammenlegung
• als Paar zusammenleben
• als unverheiratetes Paar zusammenleben
• wie ein Ehepaar zusammenleben