Spanish-Dutch translations for autoridad

• autoriteit
  De Palestijnse Autoriteit is verdeeld. La Autoridad Palestina se encuentra dividida.
  Plechtige vergadering - Palestijnse Autoriteit Sesión solemne - Autoridad Palestina
  Ik hoop dat de Autoriteit deze waarschuwing ter harte zal nemen! ¡Qué esta advertencia sea recordada por la Autoridad!
• bevoegdheid
  Simpel gezegd, de lidstaten hebben ons die bevoegdheid niet gegeven. Dicho en pocas palabras: los Estados miembros no nos han conferido tal autoridad.
  De wetgeving inzake grondbezit is een zuiver nationale bevoegdheid. La ley del suelo es competencia exclusiva de la autoridad nacional.
  De bevoegdheid ligt bij die nationale instanties en niet hier. La competencia corresponde al plano de las autoridades nacionales, no a este plano.
• gezag
  Ze zouden al snel geen politiek gezag meer hebben gehad. Se habrían quedado sin autoridad política.
  Het Handvest straalt in sterke mate gezag en legitimiteit uit. La Carta reviste gran autoridad y legitimidad.
  Kunnen wij met uw gezag daar niets aan doen? ¿No podría usted ejercer su autoridad para hacer algo al respecto?

Synonyms

• poder

Related words

• autoridades
• autoridad social
• Autoridad Europea de Seguridad Alimentaria
• autoridad parental
• Autoridad Palestina
• abuso de autoridad
• que tiene la facultad o la autoridad para tomar decisiones o hacer juicios
• hacer valer su autoridad