Spanish-Dutch translations for plantar

• aanplanten
• de kat sturen
• dumpen
• in de kou laten staan
• in de steek laten
• planten
  Zij kunnen sneller huizen en andere bouwwerken "planten” dan de lidstaten en de natuurlijke ecosystemen bomen kunnen planten in afgebrande gebieden. Pueden "plantar" casas y otros edificios con mayor rapidez que los Estados miembros y los ecosistemas naturales pueden plantar árboles en la tierra quemada.
  Als we weer leren meer bossen in Europa te planten en meer Europees hout gebruiken, zullen deze problemen verdwijnen. Si volvemos a aprender a plantar más árboles en Europa y usamos más madera europea, estos problemas desaparecerán.
  In dit verband moeten we diepgaand onderzoek verrichten, zodat we boomsoorten kunnen planten die niet zo gemakkelijk branden als dennenbomen; En este ámbito debemos analizar la cuestión detenidamente para ver cómo podemos plantar especies que no se quemen tan fácilmente como los pinos;
• poten
• verlaten

Related words

• implantar
• trasplantar
• suplantar
• transplantar
• plantarse
• plantar un pino
• plantar cara
• fascitis plantar
• faja plantar