Dutch-French translations for voorbereiden

• préparer
  Nous devons nous préparer dès à présent. We moeten ons er nu op voorbereiden.
  Nous devons préparer l'élargissement. Wij moeten ons voorbereiden op uitbreiding.
  Préparer les forêts au changement climatique ( Onze bossen voorbereiden op de klimaatverandering (
• combiner
• disposer
• fournir
• installer
• mettre en place
  Nous ne voyons pas l'intérêt de mettre en place une convention pour mettre au point la prochaine modification du Traité. Wij zien niet hoe een conventie de volgende verdragswijziging zou moeten voorbereiden.
• preparer

Related words

• voorbereid
• voorbereiding
• onvoorbereid
• voorbereide
• voorbereidend
• werkvoorbereiding
• voorbereidsel
• de voorbereiding